+puntje
De stijlkamers zijn indrukwekkend mooi ingericht. Alsof de bewoners zo terugkomen. En je mag gewoon overal lopen, geen touwtjes of hekjes waar je achter moet blijven.
-puntje
Helaas was de Gele Kamer niet open. Er werd gedineerd door een gezelschap. Wat dan eigenlijk ook weer een +puntje is, want waar kan je nog meer in een museum dineren?
Eten in het restaurant en daarna een rondleiding door het musuem. Een mooie combinatie die gelijk twee wensen vervulde. Het eten was voortreffelijk. En de bediening en de sfeer waren uitstekend. Zeker een aanrader voor fijnproevers.
De rondleiding werd door een van de personeelsleden gedaan. De gids vertelde over de laatste bewoner Pieter Reint Hermans Dijkstra, maar ook over zijn voorouders. Hoe het er aan toe ging in de negentiende eeuw. Een bewijs van de rijkdom is meteen in de voorkamer te vinden. In de hoek van de kamer is een ingebouwde kluis waar alle schatten werden bewaard. De fundamenten onder de kluis lopen door tot in de kelder.
Bijzonder is de bedstee die in de voorkamer en in de achterliggende kamer een toegang heeft. Zo kon een zieke persoon in de nabijheid zijn van de familie en buiten het zicht verzorgd worden.
De voorkamers, de zogenaamde pronkkamers werden niet dagelijks bewoond. Daarvoor waren er de vertrekken met een wat meer allerdaagse stijl. Verder zijn er nog een aantal vertrekken voor het personeel. De toegang tot de koegang en de schuur is ook vanuit deze personeelsvertrekken, maar er is ook een speciale gang waarbij het directe zicht op het mindere volk en het werk werd beperkt. Deze ronde gang was alleen bedoeld voor de boer en zijn familie.
De kelder blijft een fascinerend geheel. De trap leidt naar ruime vertrekken die in de winter het nodige aan voorraad konden herbergen. Het verhaal gaat dat de bedienden alleen fluitende iets mochten halen uit de kelder, om zo te voorkomen dat men van alle heerlijkheden zou proeven. De etiketten op de gevulde Weckflessen vertellen wat en wanneer is ingemaakt. Druiven 1976.